HR wet- en regelgeving

Aan het werk met werknemers met een laag loon

Geschreven door Ingeborg Brandsma | Sep 3, 2024 8:30:22 AM

De overheid zet allerlei instrumenten in waarmee ze werkgevers wil stimuleren om mensen met een kwetsbare arbeidsmarktpositie aan te nemen. Zo kan jouw organisatie bijvoorbeeld recht hebben op het lage-inkomensvoordeel (het LIV) of de tegemoetkoming verhoging minimumjeugdloon (het jeugd-LIV) als je iemand in dienst neemt die het wettelijk minimumloon verdient of net iets meer. Wel moet je aan bepaalde voorwaarden voldoen om in aanmerking te komen voor deze tegemoetkomingen uit de Wet tegemoetkomingen loondomein (WTL). 

In deze bijdrage vind je de bedragen en de voorwaarden die gelden voor het LIV en het jeugd-LIV. In de derde whitepaper komt het loonkostenvoordeel (LKV) aan bod, dat ook onderdeel is van het WTL. Dit is een tegemoetkoming voor het (opnieuw) in dienst nemen van werknemers uit bijzondere doelgroepen, zoals oudere of arbeidsgehandicapte werknemers. Maar er zijn nog veel meer personeelssubsidies. In deze tweede whitepaper lees je daarom ook welke subsidies er zijn en waar, hoe en wanneer je deze kunt aanvragen. 

Inleiding

Werknemers zijn de afgelopen jaren flink duurder geworden. Zelfs jongere werknemers (van 18 tot en met 20 jaar) kosten werkgevers veel geld. Het zal je niet zijn ontgaan dat het wettelijk minimumloon voor jongere werknemers extra omhoog ging per 1 juli 2017 en 1 juli 2019. Bovendien hebben werknemers vanaf 21 jaar sinds 1 juli 2019 ook recht op het volledige wettelijk minimumloon. Om de stijging van de loonkosten zoveel mogelijk te beperken, kunnen werkgevers sinds 2018 in aanmerking komen voor het jeugd-LIV. Een jaar eerder is het LIV ingevoerd voor werkgevers die werknemers in dienst nemen die minimaal 100% en maximaal 125% van het wettelijk minimumloon verdienen. Het doel van deze tegemoetkomingen is om mensen met een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt in dienst te nemen en te houden. 

[!] Let op: het jeugd-LIV werd in 2018 als tijdelijke regeling ingevoerd. Per 1 januari 2024 komt er een einde aan het jeugd-LIV vanwege de hervorming van het pensioenstelsel. Het jeugd-LIV over de verloonde uren in 2023 wordt nog wel in 2024 uitbetaald. Een jaar later, dus per 1 januari 2025, wordt het LIV afgeschaft. 

Wet tegemoetkomingen loondomein


Voor werknemers die een afstand hebben tot de arbeidsmarkt (door bijvoorbeeld een gebrek aan scholing of een arbeidsbeperking) kan jouw organisatie op basis van de WTL aanspraak maken op een tegemoetkoming. 

Algemene voorwaarden

Jouw organisatie kan drie tegemoetkomingen krijgen uit de WTL: 

  • het lage-inkomensvoordeel (LIV);
  • het jeugd-LIV; 
  • het loonkostenvoordeel (LKV) voor:
    • oudere werknemer;
    • arbeidsgehandicapte werknemer;
    • de doelgroep banenafspraak en scholingsbelemmerden;
    • herplaatsing van een arbeidsgehandicapte werknemer.

Uitvoeringsorganen

UWV zorgt voor de berekening en het vaststellen van alle WTL-tegemoetkomingen. Na de beoordeling van het recht op het (jeugd-)LIV en het LKV stuurt UWV de informatie naar de Belastingdienst. Deze beoordeling gebeurt aan de hand van de loonaangiften van het voorgaande jaar. Heeft jouw organisatie recht op één van de WTL-tegemoetkomingen, dan ontvang je van de Belastingdienst in maart de voorlopige berekening voor de tegemoetkoming. In die beschikking staat voor elke werknemer wat jouw organisatie krijgt aan (jeugd-)LIV en LKV voor het afgelopen jaar. De definitieve beschikking ontvang je vóór 1 augustus. De Belastingdienst betaalt de tegemoetkoming vervolgens uiterlijk op 12 september uit. 

[!] Let op: het is belangrijk om de LIV- en LKV-berekening goed te controleren en eventuele correcties door te geven vóór 1 mei. De Belastingdienst neemt correcties die je na 1 mei doet niet mee in de definitieve beschikking.

Aanvraag

De WTL-tegemoetkomingen krijg je niet zomaar: de werknemers moeten voldoen aan de voorwaarden en je moet je administratie op orde hebben. De voorwaarden verschillen per regeling. Zo hoef je voor het LIV en het jeugd-LIV geen actie te ondernemen. UWV beoordeelt dit aan de hand van de ingediende aangiften loonheffingen. Het LKV moet je wel zelf aanvragen door in de aangifte loonheffingen bij de betreffende indicatie ‘ja’ in te vullen. Daarnaast heb je ook een doelgroepverklaring nodig. 

Combineren

Je mag niet zomaar verschillende tegemoetkomingen met elkaar combineren. Als je voor dezelfde werknemer recht hebt op LIV en LKV, ontvang je alleen het hoogste bedrag. Als de bedragen van het LKV en het LIV gelijk zijn, ontvang je alleen het LKV. Een LKV en het jeugd-LIV kunnen wel samenlopen.

[!] Let op: loondispensatie en LIV gaan niet samen, maar loondispensatie en loonkostensubsidie kun je wel combineren met één van de LKV’s.

Lage-inkomensvoordeel

Het LIV is een tegemoetkoming in de loonkosten voor werkgevers die werknemers in dienst

hebben met een laag loon. Als jouw organisatie voor een werknemer recht heeft op het LIV, krijg je een bedrag per verloond uur met een maximum van € 960 per jaar per werknemer.

Hoogte van het LIV

Sinds 1 januari 2020 geldt enkel nog het lage tarief, dat nu op € 0,49 per uur ligt. UWV berekent het totale voordeel per kalenderjaar door het aantal verloonde uren te vermenigvuldigen met € 0,49. Voor een werknemer die bijvoorbeeld 32 uur per week werkt en binnen de uurloongrenzen valt, ontvang je dus aan LIV per kalenderjaar: 52 weken x 32 uur per week x € 0,49 = € 815,36. In verband met de verhoging van het wettelijk minimumloon is er een tijdelijke verhoging van het LIV voor 2022 doorgevoerd.

[!] Let op: het LIV-bedrag dat in 2023 wordt uitbetaald over 2022 is alleen voor 2022 € 0,78 per verloond uur. Het maximale bedrag is € 1.520 per werknemer per kalenderjaar.

Voorwaarden

Als je een laagbetaalde werknemer in dienst hebt, is het niet nodig om bij UWV het LIV aan te vragen of om een doelgroepverklaring aan te leveren. UWV beoordeelt aan de hand van de ingediende loonaangiften of de werknemer aan de volgende voorwaarden voldoet:

  • De werknemer heeft ten minste 1.248 verloonde uren per kalenderjaar.
  • De werknemer heeft een gemiddeld uurloon van ten minste € 12,04 en niet meer dan € 15,06 (in 2023).
  • De werknemer is verzekerd voor één of meer van de werknemersverzekeringen.
  • De werknemer heeft de AOW-leeftijd nog niet bereikt.
  • De werknemer geniet loon uit tegenwoordige arbeid in een dienstbetrekking zoals bedoeld in artikel 3 tot en met 6 van de Ziektewet.

[!] Let op: voor 2022 geldt dat de werknemer een gemiddeld uurloon heeft van ten minste € 10,73 en niet meer dan € 13,43 of van ten minste € 12,04 en niet meer dan € 15,06.

Aantal verloonde uren

Bij de beoordeling van het recht op het LIV kijkt UWV dus of de werknemer minimaal 1.248 verloonde uren in het kalenderjaar heeft bij jouw organisatie. Dat is omgerekend minimaal 24 uur per week per organisatie. Elk beloond uur is een verloond uur, ongeacht de hoogte van de beloning per uur. Het gaat hierbij bovendien niet om gewerkte uren, maar om de uren waarover je loon aan de werknemer betaalt. Hieronder vallen:

  • de contracturen: de uren die je met de werknemer bent overeengekomen, inclusief niet-gewerkte, maar wel volledig uitbetaalde uren (bijvoorbeeld bij verlof of ziekte).
  • de uitbetaalde extra uren die de werknemer werkt, zoals uitbetaalde overuren, inclusief niet-opgenomen, maar wel volledig uitbetaalde verlofuren. 

[!] Let op: onbetaald verlof, onbetaald overwerk of andere onbetaalde uren zijn niet verloond en tellen dus niet mee.

Aangifte loonheffingen

De verloonde uren geef je op in de loonaangifte over het aangiftetijdvak waarin de werknemer het loon heeft genoten. Het totaal aantal uren per tijdvak rond je af op hele uren; minder dan 0,5 uur rond je naar beneden af en 0,5 uur en hoger naar boven. Stel dat de werknemer in een aangiftetijdvak 98,5 verloonde uren heeft. Dan vul je in de aangifte 99 verloonde uren in. Kijk voor meer uitleg over verloonde uren in de memo ‘Verduidelijkingen verloonde uren’ van de Belastingdienst, UWV en het Centraal Bureau voor Statistiek (CBS). 

[!] Let op: vul het aantal verloonde uren goed in. Kloppen de gegevens in de aangifte niet, dan loopt jouw organisatie het LIV misschien helemaal of voor een deel mis.

Gemiddeld uurloon

De tweede voorwaarde is dat gemiddelde uurloon over alle verloonde uren van de werknemer in het kalenderjaar minimaal 100% en maximaal 125% van het wettelijk minimumloon moet zijn. Deze uurloongrenzen gelden voor het hele kalenderjaar. In 2023 is de ondergrens per uur € 12,04 en de bovengrens € 15,06. Voor 2022 is het gemiddeld uurloon ten minste € 10,73 en maximaal € 13,43. 

De uurloongrenzen gelden voor het hele kalenderjaar. Een werknemer die precies het wettelijk minimumloon verdient, verdient in de eerste helft van het jaar dus minder dan de ondergrens. Zijn loonsverhoging per 1 juli compenseert dat in de tweede helft van het jaar. Want dan gaat het wettelijk minimumloon immers omhoog.

[!] Let op: per 1 januari 2024 wordt de bovengrens van het uurlooncriterium van het LIV verlaagd naar 104%.

Jaarloon

Je berekent het gemiddelde uurloon van een werknemer door het jaarloon uit kolom 8 van de loonstaat (het zogenoemde sv-loon) te delen door het totaal aantal verloonde uren. De volgende bedragen zijn uitgesloten van het jaarloon voor de WTL:

  • Ziektewetuitkeringen die eigenrisicodragers na afloop van de dienstbetrekking betalen aan een ex-werknemer;
  • WGA-uitkeringen die eigenrisicodragers aan de werknemer betalen;
  • WAO-, WIA- en WW-uitkeringen die je aan de werknemer betaalt namens UWV;
  • nabetalingen die je na het einde van de dienstbetrekking doet.

[!] Let op: een werknemer die precies het wettelijk minimumloon verdient, kan toch buiten de uurloongrenzen vallen door inhoudingen op zijn brutoloon, zoals de pensioenpremie. In zo’n geval kan een kleine loonsverhoging ervoor zorgen dat je toch LIV ontvangt.

 

Bijzondere situaties

In sommige situaties vissen werkgevers achter het LIV-net. Dit is bijvoorbeeld het geval bij ziekte in het tweede ziektejaar. Veel werknemers krijgen dan minder uitbetaald dan het wettelijk minimumloon. Hoewel die lagere loonkosten voordelig zijn, loopt jouw organisatie in die situatie het LIV mis. Het gemiddelde uurloon van de werknemer ligt immers lager dan het wettelijk minimumloon. Het gemiddelde uurloon kan ook boven de 125% van het minimumloon uitkomen. Denk aan de situatie waarin een werknemer in dienst komt tegen een loon van (net iets minder dan) 125% van het wettelijk minimumloon. Vervolgens krijgt hij gedurende het kalenderjaar een loonsverhoging. Dat betekent voor het hele jaar geen LIV voor deze werknemer. Dezelfde situatie doet zich voor bij overwerk. Als het loon van een werknemer precies op de bovengrens van het LIV ligt en hij gaat structureel overwerken voor 25% extra loon, dan kan zijn gemiddelde uurloon voor het hele jaar net boven de 125% van het wettelijk minimumloon uitkomen. En ook als een werknemer gedurende het jaar uit dienst gaat of minder verloonde uren krijgt  ̶  omdat hij bijvoorbeeld onbetaald verlof opneemt – kan dat het recht op LIV kosten.

LIV voor jongeren: jeugd-LIV

Jouw organisatie kan ook voor werknemers van 18, 19 en 20 jaar een tegemoetkoming ontvangen: het jeugd-LIV. Dit voordeel kan per werknemer per jaar oplopen tot € 613,60. Hiervoor gelden wel drie eisen.

Leeftijd

Het jeugd-LIV geldt alleen voor werknemers die voldoen aan de volgende voorwaarden:

  • De werknemer was op 31 december van het voorgaande jaar 18, 19 of 20 jaar oud.
  • De werknemer is verzekerd voor de werknemersverzekeringen.
  • Zijn gemiddelde uurloon is niet lager dan het wettelijk minimumloon voor zijn leeftijd, maar ook niet hoger dan het wettelijk minimumloon voor werknemers die één jaar ouder zijn.

De eerste voorwaarde ligt redelijk voor de hand. En wat als de werknemer al in januari jarig is? Doordat de werknemer dan al vroeg in het jaar recht krijgt op een hoger wettelijk minimumjeugdloon, is de kans groot dat zijn gemiddelde uurloon boven de bovengrens voor het jeugd-LIV uitkomt. 

Verzekeringseis

Aan de tweede voorwaarde wordt vaak automatisch voldaan, omdat de meeste werknemers standaard voldoen aan de verzekeringseis. Je organisatie krijgt alleen geen jeugd-LIV voor:

  • ex-werknemers die je als eigenrisicodrager na afloop van de dienstbetrekking Ziektewetuitkeringen betaalt;
  • werknemers die een WGA-uitkering van jou als eigenrisicodrager ontvangen;
  • werknemers die je een WAO-, WIA- en WW-uitkering betaalt namens UWV;
  • nabetalingen die je na het einde van de dienstbetrekking doet.

Uurloongrenzen 

Voor de derde voorwaarde geldt een berekening. Net als bij het LIV moet je uitgaan van het gemiddelde uurloon over alle verloonde uren van de werknemer. In 2022 en 2023 geldt een gemiddeld uurloon dat valt binnen de volgende uurloongrenzen:

Leeftijd

Op 31 december 2021

Op 31 december 2022

 

Ondergrens en bovengrens

Ondergrens en bovengrens

20 jaar

van € 8,67 tot € 10,73

van € 9,79 tot € 12,04

19 jaar

van € 6,50 tot € 9,65

van € 7,34 tot € 10,89

18 jaar

van € 5,42 tot € 7,24

van € 6,12 tot € 8,17

Lagere tarieven

Voldoet een werknemer aan alle voorwaarden voor het jeugd-LIV, dan krijg jouw organisatie over 2022 en 2023 de volgende tegemoetkomingen:

  • voor een 18-jarige € 0,07 per verloond uur, maar maximaal € 135,20 per jaar;
  • voor een 19-jarige € 0,08 per verloond uur, maar maximaal € 166,40 per jaar;
  • voor een 20-jarige € 0,30 per verloond uur, maar maximaal € 613,60 per jaar. 

Extra kosten door wijzigingen

Door wijzigingen in de loop van het jaar kun je het jeugd-LIV voor een werknemer alsnog mislopen. Als de werknemer bijvoorbeeld precies het minimumloon verdient en gedurende het jaar uit dienst treedt, kan zijn gemiddelde uurloon onder de ondergrens voor het jeugd-LIV uitkomen. Dit komt doordat de uurloongrenzen gebaseerd zijn op het hele jaar en het wettelijk minimumjeugdloon per 1 juli altijd wordt verhoogd. Door een bonus of loonsverhoging aan het einde van het jaar kan een werknemer juist boven de bovengrens uitkomen. In deze gevallen krijg je geen jeugd-LIV. 

Conclusie 

In de huidige krappe arbeidsmarkt kan het lonen om iemand in dienst te nemen die het wettelijk minimumloon of net iets meer verdient. Jouw organisatie kan dan recht hebben op het LIV of het jeugd-LIV. Je hoeft deze twee voordelen uit de Wet tegemoetkomingen loondomein niet aan te vragen. UWV beoordeelt op basis van de gegevens in de polisadministratie en de aangifte loonheffingen of jouw organisatie hiervoor in aanmerking komt. Zorg ervoor dat je het aantal verloonde uren goed invult om geen geld mis te lopen. Controleer ook de LIV- en LKV-berekening en geef eventuele correcties vóór 1 mei door aan de Belastingdienst. Let op: beide regelingen worden als gevolg van het pensioenakkoord afgeschaft: het LIV per 1 januari 2025 en het jeugd-LIV per 1 januari 2024.